donderdag 27 februari 2014

Meervoudige intelligenties


 


U herkent het wel: een kind dat niet stil kan zitten en wanneer het even kan naar de prullenbak loopt of voortdurend wiebelt op de stoel. Of juist een kind dat stil is, niet meteen kan antwoorden op een vraag en veel denktijd nodig heeft. Vanuit de theorie van Meervoudige Intelligentie krijgt u meer zicht op de verschillen tussen uw leerlingen en hun individuele leerbehoeften.
De psycholoog Howard Gardner stapt met zijn theorie van Meervoudige Intelligentie af van het gebruikelijke denken over intelligentie. De theorie gaat uit van meerdere intelligenties die ontwikkelbaar zijn. Gardner definieert intelligentie als volgt: "Intelligentie is het vermogen om problemen op te lossen en ook het vermogen om nieuwe problemen te bedenken".
Er wordt uitgegaan van de gedachte dat menselijke vermogens veel verder reiken dan lezen, schrijven en rekenen. Er moet in het onderwijs ook aandacht besteed worden aan capaciteiten zoals sociaal waarnemingsvermogen, beeldend vermogen en muzikaal vermogen zijn talenten en/of intelligenties. Door kinderen aan te sporen een volledige reeks van talenten/intelligenties te ontwikkelen, verandert de school in een opleiding die verder gaat dan einddoelen en die ontwikkelingen om wil zetten in levensvaardigheden.
Scholen die Gardner's model van Meervoudige Intelligentie in de praktijk brengen richten zich vaak op het identificeren van de natuurlijke talenten van een kind. Zij proberen uit te gaan van de sterke kanten (matchen) en tegelijkertijd de zwakke punten bij te schaven (stretchen).
Meervoudige Intelligentie betekent voor het onderwijs het stimuleren van een brede ontwikkeling, uitgaan van verschillen en uniciteit waarderen, je zwakke en sterke kanten leren kennen en deze weten in te zetten om te leren, samen te werken en te communiceren. Kortom, het benutten van al je intelligenties.
Tot nu toe zijn er op basis van onderzoek acht intelligenties vastgesteld met de volgende kenmerken:
Verbaal-linguïstisch: gevoelig voor taal, goed in spreken/luisteren/lezen, functioneel taalgebruik, goed in grammatica.
Muzikaal-ritmisch: gevoelig voor geluid, toonhoogte en ritmevast, koppeling van emotie en geluid, goed geheugen voor muziek.
Intrapersoonlijk: zelfkennis, nadenken over eigen handelen, aanpassingsvermogen, persoonlijk ontwikkelen.
Interpersoonlijk: begrijpen van anderen, gevoelig voor stemming van anderen, in staat anderen te motiveren, sterk vermogen tot empathie.
Lichamelijk-kinesthetisch: sterk besef van eigen lichaam, sterke motorische beheersing, behoefte aan beweging, leren door te doen.
Visueel-ruimtelijk: goed geheugen voor beelden, leren door te kijken, sterk ontwikkeld topografisch gevoel, goed in staat emoties en ervaringen te visualiseren.
Logisch-Mathematisch: logisch nadenken, abstractie, onderzoekend, motivatie om de fysieke wereld te verklaren.
Naturalistisch-ecologisch: belangstelling voor de natuur, observatie en herkenning, verzamelen en ordenen, omgang met planten en dieren.

N.B. Deze visie wordt niet ondersteund door alle onderwijskundigen. De theorie van meervoudige intelligentie is omstreden. Cognitief psycholoog Daniel Willingham schreef een gedegen kritiek (artikel: Reframing the minds) van de claims die Gardner maakt in zijn theorie.

 Vandaag hebben we een testje gemaakt waaruit we kunnen opmaken hoe ben ik knap?
Welke voorkeuren heb ik?